Naar boven ↑

Rechtspraak

Klaagster stelt dat het kantoor en drie advocaten daarvan zich schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling (gedragsregel 7 oud) door in geschillen van klaagster met een gemeente op te treden voor die gemeente en daarmee tegen klaagster als ex-cliënt van datzelfde kantoor. De raad toetst aan artikel 46 Aw in combinatie met  het zesde lid van gedragsregel 7. De raad oordeelt dat klaagster vanaf haar bekendheid in 2011 met de belangenbehartiging van de gemeente door drie advocaten van haar voormalige kantoor in de geschetste omstandigheden door haar opstelling impliciet toestemming aan die verweerders heeft gegeven om voor de gemeente op te (blijven) treden in kwesties tegen klaagster, zodat verweerders reeds daarom geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Daarnaast hebben de betreffende advocaten ieder voldaan aan de cumulatieve vereisten van het vijfde lid van gedragsregel 7 en is de raad van (schijn van) belangenconflict ook daaruit niet gebleken. De klacht tegen het bestuur van het advocatenkantoor is ontvankelijk, maar dat het kantoor niet beschikt over een conflict of interest systeem, zoals klaagster haar verwijt, is feitelijk niet komen vast te staan. Deze klacht wordt ongegrond geoordeeld, evenals de daarmee samenhangende klacht over schending van de geheimhoudingsplicht (gedragsregel 6 oud). Klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verwijt dat verweerders hun eigen commerciële belang voorop zouden stellen (gedragsregel 5 oud).