Naar boven ↑

Rechtspraak

De raad is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder klaagster niet naar behoren heeft bijgestaan bij de afwikkeling van de laatste geschilpunten met betrekking tot haar echtscheiding. Verweerder heeft van meet af aan aan klaagster voldoende duidelijk gemaakt dat en waarom hij een kort geding tegen haar man in haar belang, namelijk een snelle echtscheiding, niet als strategisch middel wilde inzetten. Klaagster, met juridische achtergrond, heeft dat kunnen begrijpen en met de voorgestelde strategie ook schriftelijk ingestemd. Tegen deze achtergrond heeft de raad geoordeeld dat niet is gebleken of vast is komen te staan dat verweerder onvoldoende kennis van het recht heeft, dat hij klaagster onjuist of onvoldoende heeft geadviseerd of dat hij anderszins klaagster niet naar behoren heeft bijgestaan. Verweerder heeft echter naar het oordeel van de raad niet zorgvuldig jegens klaagster gehandeld en voorts het vertrouwen in de advocatuur geschaad door in strijd met haar expliciete schriftelijke instructies om geen nader uitstel aan de wederpartij te verlenen dat toch en buiten medeweten van klaagster te verlenen. Geen sprake van een rechtvaardigingsgrond voor deze tuchtrechtelijk ontoelaatbare handelwijze. Voorts wordt verweerder verweten dat hij pas aan klaagster heeft toegegeven dat hij in strijd met haar instructies toch uitstel aan de wederpartij heeft verleend, nadat klaagster hem daar zelf per e-mail van 3 januari 2017 op heeft gewezen na haar contact met de rechtbank. Gegrond. Waarschuwing.