Naar boven ↑

Rechtspraak

Geen doorbreking rechtsmiddelenverbod op enkele klacht dat wettelijke regel niet in acht is genomen

Ingevolge art. 29 lid 5 Wet Bopz staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen de beschikking van de rechtbank. Indien evenwel wordt geklaagd over het niet in acht nemen van een essentiële waarborg voor het grondrecht op vrijheid, in die zin dat niemand van zijn vrijheid mag worden beroofd buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, bestaat grond voor doorbreking van dit verbod en staat cassatieberoep open (zie onder meer HR 26 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4375, NJ 2008/607) (…) Deze klacht komt erop neer dat de rechtbank in dit geval op verkeerde (want in strijd met de wet zijnde) wijze uitspraak heeft gedaan, door haar beslissing en de (belangrijkste) gronden daarvoor aanstonds mondeling ter zitting mede te delen, terwijl de officier van justitie niet ter zitting aanwezig was, en vervolgens die uitspraak schriftelijk uit te werken en beschikbaar te stellen. Daarmee betreft de klacht niet een essentiële waarborg voor het grondrecht op vrijheid in de hiervoor in 3.2.1 bedoelde zin. De daar bedoelde doorbrekingsgrond doet zich derhalve niet voor. De enkele klacht dat een wettelijke regel niet in acht is genomen, is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor doorbreking van een rechtsmiddelenverbod (zie onder meer HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5013, NJ 2011/501). Dat geldt in beginsel ook indien het gaat om vrijheidsbeneming en het (dus) een regel betreft die onderdeel is van een wettelijk voorgeschreven procedure als bedoeld in art. 5 lid 1 EVRM, zoals in dit geval. Betrokkene is derhalve niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep. Ten overvloede wordt nog overwogen dat de hiervoor vermelde klacht op een onjuiste rechtsopvatting berust (zie HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:650).