Rechtspraak
Volharden bij het in twijfel trekken van de integriteit van leden van de rechterlijke macht
Het hof stelt voorop dat in deze tuchtzaak niet het gedrag van de deken of het hof aan de orde is maar het gedrag dat verweerder wordt verweten. Verweerder lijkt die realiteit niet onder ogen te willen zien. Het laakbare gedrag betreft de weigering mee te werken aan een dekenaal onderzoek naar zijn mogelijke belediging van leden van de rechterlijke macht. Ter verdediging van dit gedrag beroept hij zich uitsluitend op een eigen uitleg van wat volgens hem op basis van de door hem aangedragen argumenten rechtens is, welke uitleg steevast en door verschillende colleges tot in hoogste instantie gemotiveerd is verworpen. In een poging op een andere manier “zijn gelijk te willen halen” heeft hij daarna de integriteit van leden van rechterlijke colleges die hem onwelgevallige uitspraken hebben gedaan ter discussie gesteld, welk gedrag een advocaat onwaardig is. Vervolgens heeft verweerder deze lijn onverkort voortgezet jegens andere rechterlijke colleges en de toezichthouder op de naleving van door deze colleges gedane uitspraken. Daarbij komt dat verweerder heeft te gelden als een herhaaldelijk gewaarschuwd advocaat. Al eerder is hij voor vergelijkbare vergrijpen tuchtrechtelijk veroordeeld. Uit de houding van verweerder ter zitting en de hardnekkigheid waarmee en de wijze waarop hij zijn visie blijft trachten ingang te doen vinden, leidt het hof af dat verweerder niet van zins is zijn laakbare gedrag te wijzigen. Dat betekent dat het hof de kans groot acht dat verweerder onverkort zal doorgaan met het door grove beschimpingen ondermijnen van het gezag van de rechtstaat. Verweerder heeft zich daarmee buiten de orde gesteld en is als advocaat niet langer handhaafbaar. Net als de raad acht het hof een schrapping van het tableau de enig passende maatregel.