Rechtspraak
Zonder opdracht optreden
Anders dan verweerster heeft aangevoerd, kan zij niet in de gerechtvaardigde veronderstelling hebben verkeerd dat de bank ermee instemde dat zij, verweerster, bij de rechtbank een verzoekschrift tot benoeming als vereffenaar zou indienen. Er zijn geen feiten of omstandigheden die deze veronderstelling ondersteunen. Verweerster heeft bovendien zelf ter zitting van het hof gesteld dat zij “te lichtvaardig en dus ten onrechte” de conclusie heeft getrokken dat zij namens de bank mocht optreden (…)Met juistheid heeft de raad overwogen dat de handelwijze van verweerster de kernwaarden van de advocatuur raakt, doordat deze handelwijze het vertrouwen in haar eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in zijn algemeenheid schaadt. Deelnemers aan het maatschappelijk verkeer moeten ervan kunnen uitgaan dat een advocaat zich niet zonder opdracht of andere rechtvaardiging uitgeeft als advocaat van een partij. Het hof acht de handelwijze van verweerster ernstig, omdat zij geen blijk geeft van inzicht in een elementaire regel: optreden voor een cliënt behoort in beginsel te geschieden op grond van een opdracht. (…)
Bij de vraag welke maatregel in de gegeven situatie passend en geboden is, betrekt het hof het tuchtrechtelijk verleden van verweerster (…)Sindsdien zijn tegen verweerster vele malen klachten ingediend die in meer dan tien gevallen hebben geleid tot een tuchtrechtelijke maatregel. Aan verweerster zijn meerdere waarschuwingen en meerdere berispingen opgelegd alsmede meerdere voorwaardelijke dan wel onvoorwaardelijke schorsingen, in duur variërend van enkele weken tot enkele maanden. Klaarblijkelijk zijn al deze maatregelen onvoldoende geweest om verweerster te bewegen zich te gedragen overeenkomstig de waarden en normen van de advocatuur.