Naar boven ↑

Rechtspraak

Klager heeft van de griffier in april 2012 bericht ontvangen van het voornemen om de behandeling van zijn klacht tegen mr. X op een zitting in mei 2012 te behandelen. Daarbij is hem verzocht om een eventuele verhindering voor die zitting binnen een week na de kennisgeving mee te delen, onder toevoeging dat bij gebreke van een bericht van klager binnen een week ervan uit werd gegaan dat de geplande datum klager zou schikken en dat de raad geen rekening zou kunnen houden met nadien opgekomen verhinderingen, behoudens zeer bijzondere omstandigheden.

Op de brief heeft klager niet gereageerd. Hierna heeft de griffier klager opgeroepen voor de bedoelde zitting in mei 2012. Klager verzocht hierop aanhouding van de behandeling daar hij verhinderd zou zijn de zitting bij te wonen. De griffier liet aan klager weten dat de zitting doorgang zou vinden.

Hierop wraakte klager de voorzitter en de leden van de kamer. Klager doet in het wrakingsverzoek ook een beroep op de inhoud van een brief van mr. X aan de griffier en op het feit dat hij van een andere brief van mr. X aan de griffier geen kopie heeft ontvangen.

De wrakingskamer oordeelt dat geen feiten zijn gebleken waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Klager heeft niet op de eerstbedoelde mededeling van de griffier gereageerd; de door hem aangevoerde reden van verhindering moet hem ook in de eerste weken van april 2012 bekend zijn geweest. De correspondentie van mr. X aan de griffier en het verzuim van de griffier klager een bepaalde brief in kopie te sturen kan niet aan de bewuste kamer van de raad worden verweten. De uitlating in de brief van mr. X is voor diens rekening. Het nalaten van toezending van een brief van mr. X kan niet aan de bewuste kamer van de raad worden verweten. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.