Naar boven ↑

Rechtspraak

 Klacht over optreden van verweerder als deken. Verweerder heeft bemiddeld in een geschil tussen klaagster en haar echtgenoot, die advocaat is, over onder meer nakoming van een rechterlijke uitspraak, waartegen klaagsters echtgenoot hoger beroep had ingesteld.

Verwijt dat verweerder ten onrechte de echtgenoot niet heeft gewezen op zijn plicht tot nakoming van gerechtelijke uitspraken en daar toezicht op te houden, dat verweerder heeft geweigerd een door klaagster tegen haar voormalige echtgenoot ingediende klacht in behandeling te nemen, dat verweerder zich onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten en dat hij verzuimd heeft strafrechtelijke aangifte te doen tegen de voormalige echtgenoot.

Verweerder heeft na een met partijen gevoerd bemiddelingsgesprek de daarin gemaakte afspraken, onder meer inhoudende dat een derde als bindend adviseur werd aangewezen, schriftelijk aan partijen bevestigd. Nadat was gebleken dat partijen niet aan de bemiddelingsafspraken wensten mee te werken en ook anderszins niet tot een oplossing kwamen, heeft verweerder een dekenklacht tegen klaagsters voormalig echtgenoot ingediend.

De klacht wordt in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet gedeeltelijk gegrond, daar de voorzitter twee klachtonderdelen niet juist heeft geformuleerd. In het verzet worden die klachtonderdelen ongegrond verklaard. Verweerder heeft gehandeld binnen de hem toekomende beleidsvrijheid als deken. Verzet voor het overige ongegrond