Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht dat verweerder klager heeft gechanteerd door in brief persoonlijke betaling te verlangen van onbetaald gebleven facturen van zijn cliĆ«nte (totaal € 48.450,09) aan klagers failliete vennootschap; bij gebreke van betaling zou strafrechtelijke aangifte worden gedaan tegen klager, en zou gevorderd worden zowel klager persoonlijk als zijn overige vennootschappen te betrekken in de afwikkeling van het faillissement van klagers vennootschap wegens het rechtsvermoeden dat onbehoorlijk bestuur oorzaak van het faillissement zou zijn.

Klacht gegrond. Aangezegde maatregelen niet dan wel volstrekt onvoldoende onderbouwd en daarmee veel te voorbarig en lichtvaardig. Uit de brief valt in het geheel niet op te maken in welk opzicht klager strafbaar zou hebben gehandeld noch waarop verweerder het verwijt baseerde dat klager zou hebben gecontracteerd in de aan hem toerekenbare wetenschap dat zijn vennootschap haar betalingsverplichtingen niet zou nakomen. De verwijten van onbehoorlijke taakvervulling, kennelijk onbehoorlijk bestuur en paulianeus handelen zijn dermate algemeen gesteld dat het niet aanvaardbaar is om daarop een dreiging met strafrechtelijke aangifte te baseren. Bovendien is de brief deels misleidend omdat verweerder mededelingen en sommaties heeft gedaan, waarvan hij wist of had moeten weten dat die aan de curator zijn voorbehouden.

Enkele waarschuwing, met uitvoerige motivering.