Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht dat verweerder herhaald valsheid in geschrift en fraude heeft gepleegd bij het uitbrengen van twee declaraties. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat in de tuchtrechtelijke procedure geen plaats is voor feitenonderzoek met het oog op valsheid in geschrift en/of fraude daar dit slechts in een strafrechtelijke procedure zou kunnen. Klacht kennelijk ongegrond. In het verzet houdt de raad rekening met de nadere toelichting van klagers dat de klacht aldus moet worden gelezen dat verweerder gedragsregel 23 niet in acht heeft genomen. Op grond van de door verweerder ter zitting nader gegeven toelichting op de correcties in de urenoverzichten, die niet door klagers is betwist, oordeelt de raad dat niet is gebleken dat verweerder onzorgvuldig is geweest bij het opstellen van de aan klagers gezonden declaraties. Onder aanvulling van gronden wordt het verzet ongegrond verklaard.