Naar boven ↑

Rechtspraak

Uit het feit dat klager in de verschillende procedures in het ongelijk is gesteld, kan niet worden afgeleid dat de advocaat klager al dan niet naar behoren heeft bijgestaan.

 

Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat tegen de zin van klager in hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. Uit de brief van 29 september 2010 van de advocaat aan klager volgt dat verweerder de kans op succes in hoger beroep bij de Raad van State uitermate klein achtte. Verweerder heeft bovendien gesteld dat hij het hoger beroep bij de Raad van State heeft ingesteld op uitdrukkelijk verzoek van klager.

 

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager heeft getracht financieel “uit te melken”. Verweerder heeft voor drie procedures een toevoeging aangevraagd. Voorts staat vast dat de advocaat zijn omissie met betrekking tot het niet aanvragen van een toevoeging voor de rechtbankprocedure heeft gecorrigeerd door zijn declaratie te matigen tot de hoogte van de aan klager in de andere procedure opgelegde eigen bijdrage ad € 466,00. Gesteld noch gebleken is dat de anti-cumulatiebepaling van toepassing zou zijn geweest, zodat klager derhalve geen belang heeft voor zover hij de advocaat verwijt geen toevoeging te hebben aangevraagd in het kader van de procedure bij de rechtbank.

 

De klacht is kennelijk ongegrond.