Naar boven ↑

Rechtspraak

Wrakingsverzoek.  Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het verweerder – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, merkt de wrakingskamer op dat haar evenmin is gebleken van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat verweerder jegens verzoekster enige vooringenomenheid zou koesteren. Het enkele gegeven dat verweerder partner is op het kantoor van een lid van de Raad van Toezicht c.q.  partner is geweest van de echtgenoot van een staffunctionaris van de Raad van Toezicht Rotterdam, belast met klachtenbehandeling, is onvoldoende om te concluderen dat sprake zou (kunnen) zijn van subjectieve bevooroordeeldheid jegens verzoekster.

Het feit dat verweerder ruim 8 jaar geleden een bespreking heeft gehad met verzoekster en de toenmalig deken kan evenmin tot gegrondheid van het wrakingsverzoek leiden, nu deze bespreking zag op een geheel andere kwestie dan de aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggende onderhavige klacht .