Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates - 2019-17

Klacht tegen voormalig advocaat. Verweerder is tegen klager opgetreden terwijl klager eerder zijn cliënt was en heeft geweigerd zich te onttrekken aan die zaak. Gelet op de geringe tijd van slechts enkele maanden die was verstreken sinds verweerder en zijn kantoorgenoot klager hadden bijgestaan, had de mogelijke schijn van belangenverstrengeling verweerder ervan moeten weerhouden om tegen klager op te treden. Onenigheid over openstaande facturen alsook een eventuele procedure daarover levert op zichzelf geen (schijn van) belangenverstrengeling op. De  kantoorgenoot van verweerder heeft in de incassoprocedure onder de nieuwe cliënt echter derdenbeslag gelegd op een vordering van klager op de nieuwe cliënt. Vervolgens is, met steun van de nieuwe cliënt, het faillissement van klager aangevraagd. Het hof stelt vast dat verweerder zich willens en wetens in deze situatie heeft begeven, waarbij niet is vast te stellen welke informatie, op welk moment, van wie afkomstig is geweest. Verweerder heeft onder meer aangevoerd dat klager pas in een zeer laat stadium is gaan klagen over zijn optreden voor de nieuwe cliënt. Het hof overweegt dat het tijdstip van klagen op zichzelf niet afdoet aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de verweten gedraging. Bij het bepalen van de strafmaat had echter rekening moeten worden gehouden met de aard en inhoud van de tussen partijen gevoerde intensieve (schikkings)onderhandelingen en de in de tussenliggende periode tussen hen gevoerde procedure(s), waarin over het optreden van verweerder voor de nieuwe cliënt niet is geklaagd. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad (voor zover deze ziet op de oplegging van een maatregel). Klacht gegrond, geen maatregel.