Naar boven ↑

Update

Nummer 14, 2025
Uitspraken van tot

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.  

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.  

Selectie uitspraken door de NOvA  

ECLI:NL:TADRAMS:2024:162: Schorsing advocaat wegens ernstige beroepsfouten, nalatigheid en herhaald tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden
 
Deze zaak betreft een klacht tegen de eigen advocaat naar aanleiding van de dienstverlening tussen 2016 en 2018. Klager heeft geklaagd over de kwaliteit van de rechtsbijstand, waarbij diverse klachtonderdelen aan de orde zijn gesteld. De vraag die voorligt bij de raad is of de klacht in de vervaltermijn van artikel 46g, tweede lid, van de Advocatenwet kan worden gezien. 

Een deel van de klacht richt zich op het niet tijdig versturen van een opdrachtbevestiging en het laten ontstaan van onduidelijkheid over met wie de klager een overeenkomst van opdracht had afgesloten. Deze klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat de wettelijke termijn – artikel 46g, eerste lid, van de Advocatenwet – van drie jaar voor het indienen van de klacht was overschreden en er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. 

Het tweede onderdeel van de klacht betreft het missen van een matigingsverweer tegen een in reconventie ingestelde en onbetwist toegewezen vordering, waardoor de klager werd geconfronteerd met een hoge schuld, woekerrente en kosten. Hoewel ook deze klacht eerder verjaard leek, is het beroep op artikel 46g, tweede lid,  van de Advocatenwet geslaagd. Klager heeft toereikend toegelicht dat hij niet wist dat het missen van het verweer hem onnodig blootstelde aan de gevolgen daarvan. Pas na voorlichting door zijn huidige advocaat is klager bekend geraakt met de gevolgen van het nalaten van verweerder. Daarna heeft klager alsnog binnen een jaar een klacht ingediend. Daarom is deze klacht ontvankelijk en gegrond verklaard. Verweerder is ernstig tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens klager door hem niet te adviseren over het voeren van verweer of het instellen van hoger beroep, waardoor hem de kans is ontnomen om de schade te beperken. Bovendien heeft verweerder later niet adequaat en coöperatief gereageerd op de aansprakelijkstelling van klager. 

Tot slot betreft de klacht het niet informeren van klager over het bestaan van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Ook dit onderdeel is gegrond verklaard. De raad benadrukt dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening rekening moet worden gehouden met de vrijheid van de advocaat bij de behandeling van een zaak. Gelet op de ernst van de gedragingen en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder – eerder al twee keer geschorst en meermaals berispt – acht de raad een schorsing van twaalf weken, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend.  

ECLI:NL:TAHVD:2024:267: Schorsing advocaat opgelegd na langdurige misleiding cliënt wegens onjuiste voorstelling van zaken 
Deze zaak betreft een klacht over de eigen advocaat, die gedurende langere tijd klager heeft voorgelogen over het verloop van een procedure bij de rechtbank. Verweerster heeft herhaaldelijk volgehouden dat zij een verzoekschrift had ingediend en heeft zelfs een valse zittingsdatum doorgegeven. Pas nadat klager zelf navraag deed bij de rechtbank kwam aan het licht dat er geen procedure bekend was.  

Het hof oordeelt dit handelen ernstig laakbaar. Verweerster heeft klager niet alleen misleid, maar ook nagelaten om haar fout te herstellen. Daarmee heeft zij de kernwaarde integriteit, artikel 10a van de Advocatenwet, geschonden. 

ECLI:NL:TADRARL:2024:255: Waarschuwing aan advocaat wegens trage dossieroverdracht en nalatigheid in communicatie
 
Deze zaak betreft een klacht van een voormalig cliënt tegen zijn advocaat naar aanleiding van diens handelwijze na het einde van de opdracht. Klaagster verzocht om inzage in dan wel afgifte van haar dossier. Verweerder voldeed zeven maanden later pas aan dat verzoek, ondanks meerdere herinneringen van klaagster en haar opvolgende gemachtigde. Klaagster verwijt verweerder dat hij zonder gegronde reden de overdracht van het dossier heeft vertraagd en daarmee haar belangen heeft geschaad. 

Verweerder stelt dat klaagster al over (een groot deel van) het dossier beschikte en dat de opvolgend gemachtigde ermee akkoord zou zijn gegaan dat het dossier pas zou worden overgedragen na betaling van openstaande nota’s. De raad volgt dit verweer niet. Verweerder heeft volgens de raad zijn verplichtingen bij de beëindiging van de opdracht niet behoorlijk nageleefd. Op grond van gedragsregel 28, lid 1, dient een advocaat bij beëindiging van zijn werkzaamheden zo spoedig mogelijk het dossier over te dragen, tenzij zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. 

De raad overweegt dat het feit dat klaagster al over (een deel van) het dossier beschikte, niet betekent dat verweerder het verzoek om afgifte kon negeren of uitstellen. Evenmin is gebleken dat er een duidelijke en uitdrukkelijke afspraak was tussen verweerder en de opvolgend gemachtigde over het uitstellen van de overdracht. Verweerder heeft nagelaten tijdig contact op te nemen met de opvolgend advocaat om de verdere afhandeling van de zaak in goed overleg te bespreken.  

De raad acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder pas na ruim een half jaar gehoor gaf aan het verzoek tot overdracht. Dit duidt op onvoldoende zorg voor de belangen van de voormalige cliënt. Hoewel de raad begrijpt dat betaling van openstaande declaraties van belang kan zijn, mag dit niet leiden tot een eenzijdige opschorting van de verplichtingen tot overdracht. De klacht is gegrond verklaard en verweerder krijgt een waarschuwing.  

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)  

2. Eigen advocaat

7. Financiële aangelegenheden