Naar boven ↑

Update

Nummer 10, 2025
Uitspraken van tot

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TAHVD:2024:236: Onmiddellijke schorsing advocaat wegens structureel disfunctioneren en risico voor cliënten
In deze spoedprocedure ligt de vraag voor of verweerder per direct moet worden geschorst in de uitoefening van zijn praktijk, in afwachting van de behandeling van zijn hoger beroep tegen een eerdere tuchtrechtelijke veroordeling. 

De raad wees het schorsingsverzoek van de deken toe, omdat verweerder herhaaldelijk niet tijdig of volledig had voldaan aan redelijke verzoeken van de deken om financiële informatie. Daarbij gaf hij onvoldoende inzicht in de financiële situatie van zijn kantoor en bevatten de aangeleverde stukken tegenstrijdigheden en onduidelijkheden over hun status (concept of definitief). Ook frustreerde hij het toezicht en liet hij structureel onvoldoende professioneel gedrag zien. De raad constateerde dat verweerder geen initiatief nam om zijn praktijk op orde te brengen en geen blijk gaf van reflectie. Gezien het ernstige vermoeden dat verweerder handelt in strijd met de belangen die artikel 46 Advocatenwet beschermt, achtte de raad onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk.

Verweerder ging tegen deze beslissing in beroep en voerde twaalf gronden aan, waaronder de stelling dat de schorsing disproportioneel zou zijn. Hij gaf aan in het verleden een burn-out en persoonlijke problemen te hebben gehad, maar zich inmiddels beter te voelen en bereid te zijn om zijn praktijk vrijwillig neer te leggen, zij het zonder een concrete termijn te noemen. De deken handhaafde zijn verzoek, omdat er volgens hem nog steeds sprake is van omstandigheden die onmiddellijke schorsing rechtvaardigen.

Het hof stelt voorop dat een voorlopige schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet slechts mogelijk is bij een ernstig vermoeden van gedragingen die een door artikel 46 beschermd belang ernstig (dreigen te) schaden, en uitsluitend in uitzonderlijke gevallen waarin niet kan worden gewacht op een reguliere tuchtprocedure. Het hof onderschrijft de zorgen van de deken over de kwaliteit van de dienstverlening, mede op basis van eerdere tuchtrechtelijke uitspraken en een nog lopende zaak, waarin ernstige tekortkomingen naar voren komen. Verweerder toont daarin geen reflectie, professionaliteit of initiatief om zijn praktijk te verbeteren.

Volgens het hof mag de kwaliteit van de praktijkvoering wel degelijk worden meegenomen in de beoordeling van de spoedmaatregel; artikel 60ab lid 5 Advocatenwet staat daaraan niet in de weg. Omdat de dienstverlening van verweerder structureel gebrekkig is en het risico voor cliënten groot, acht het hof onmiddellijke schorsing gerechtvaardigd. De belangen van cliënten zouden onevenredig worden geschaad als verweerder zijn praktijk voortzet. De voorlopige voorzieningen die enkel zien op de financiële betrouwbaarheid van verweerder worden daarentegen vernietigd, omdat de spoedeisendheid daarvan onvoldoende is onderbouwd.

ECLI:NL:TAHVD:2024:217: excessieve declaraties tegenover betalende derde leiden tot tuchtrechtelijk verwijt
Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij, die de ondernemingsraad (OR) bijstond in een cao-geschil. Klaagster, de werkgeefster, verwijt verweerder dat hij excessief heeft gedeclareerd, terwijl zij als derde partij de kosten moest dragen. 

De raad oordeelde eerder dat de declaraties weliswaar hoog waren, maar op basis van de beschikbare stukken niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar excessief konden worden aangemerkt. 

Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof mocht van verweerder worden verwacht dat hij zorgvuldig en transparant zou omgaan met zijn werkzaamheden en kosten, juist omdat de betalende partij – klaagster – niet zijn cliënt was. Verweerder heeft die zorgplicht geschonden door: (1) zonder toelichting circa 40 uur te declareren aan “advies” en “memoranda”; (2) reistijd af te ronden op hele uren en als werkuren te declareren tegen een hoog tarief; (3) niet inzichtelijk te maken waarvoor de werkzaamheden dienden; (4) geen rekening te houden met het bekende bezwaar van klaagster tegen de kosten; en (5) geen blijk te geven van terughoudendheid of besef van de bijzondere situatie. 

Het hof acht delen van de declaraties daarom excessief en de handelwijze van verweerder laakbaar. Verweerder wordt een berisping opgelegd.

ECLI:NL:TAHVD:2024:233: berisping voor advocaat die klager onder druk zette om af te zien van restitutie proceskosten ondanks duidelijke uitspraak hof
Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Verweerder zou klager onder druk hebben gezet om af te zien van restitutie van proceskosten, terwijl het gerechtshof in hoger beroep de eerdere proceskostenveroordeling had vernietigd en verweerders cliënte alsnog in het ongelijk had gesteld. Klager had in eerste aanleg ruim € 2.500 aan proceskosten betaald aan de cliënte van verweerder, maar kreeg dat bedrag na het arrest van het hof niet terug. Verweerder bleef vasthouden aan het standpunt dat restitutie niet verplicht was, ondanks de duidelijke uitspraak van het hof, en oefende in dat kader druk uit op klager. 

De raad oordeelde dat verweerder met dit standpunt, gelet op het arrest van het gerechtshof, een niet-bepleitbare juridische positie innam en daarnaast zonder redelijk doel oneigenlijke druk uitoefende. Hiermee schaadde hij de belangen van klager op ontoelaatbare wijze. De raad verklaarde de klacht gegrond en legde verweerder een berisping op. 

Het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de maatstaf bij klachten tegen de advocaat van de wederpartij mede wordt bepaald door de kernwaarde ‘partijdigheid’. Een advocaat heeft ruime vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen, maar mag de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. In dit geval heeft verweerder die grens overschreden. Zijn handelen was niet alleen juridisch onhoudbaar, maar ook onbetamelijk vanwege de druk die hij daarbij op klager uitoefende. 

Het hof bevestigt dat de klacht terecht gegrond is verklaard en dat de opgelegde maatregel passend is. Het feit dat verweerder later erkende dat zijn standpunt mede voortkwam uit een tunnelvisie en dat hij het intern had getoetst, doet daar niet aan af. Het hof benadrukt dat verweerder zich had moeten onthouden van het onder druk zetten van klager in een kwestie waarin hij juridisch geen gelijk had. De beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt

3. Advocaat wederpartij