Update
Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Selectie uitspraken door de NOvA
ECLI:NL:TADRARL:2024:150: De raad geeft uitleg aan de reikwijdte van de gedragsregel waarin onderlinge welwillendheid tussen advocaten wordt voorgeschreven
In deze zaak wordt verweerder onder andere verweten dat hij onjuiste informatie over de zaak heeft verstrekt en onnodig grievende uitlatingen over klager, een beroepsgenoot, in de media heeft gedaan.
Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar deze regels kunnen, gezien het open karakter van deze wettelijke normen, wel van belang zijn.
De raad wijst erop dat de gedragsregels mede dienen tot de instandhouding van een onderlinge verhouding binnen de beroepsgroep, die gebaseerd is op welwillendheid en vertrouwen (zie regel 24). Dit draagt bij aan een goede beroepsuitoefening. Anderzijds vereist die beroepsuitoefening dat het te dienen partijbelang daaraan niet ondergeschikt wordt gemaakt; partijdigheid is immers een kernwaarde van de advocatuur.
Daarbij geldt dat advocaten zich moeten onthouden van al wat hun onderlinge verhouding zou kunnen verstoren. Uitlatingen die naar het algemeen spraakgebruik grievend of kwetsend zijn, behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten. Volgens vaste rechtspraak van het hof hoeven onnodig grievende uitlatingen zich niet te beperken tot het zonder noodzaak gebruikmaken van krachttermen of woorden die de waarheid ernstig geweld aandoen. Ook het zonder noodzaak doen van onjuiste mededelingen die schadelijk zijn voor de reputatie van een persoon kunnen onnodig grievend zijn tegenover die persoon (zie gedragsregel 7). Daarnaast dient een advocaat zich zowel in als buiten rechte te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is (zie gedragsregel 8).
Verweerder heeft zich in de pers onnodig grievend over klager, een beroepsgenoot, uitgelaten en dat wordt hem tuchtrechtelijk door de raad aangerekend. Alhoewel de raad begrijpt dat de onderlinge verstandhouding tussen de advocaten sinds deze uitlatingen is verslechterd, had verweerder zich ervan bewust moeten zijn dat ook hij een rol heeft om te de-escaleren en zich professioneel op te stellen.
De raad van discipline verklaart het klachtonderdeel gegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.
ECLI:NL:TADRARL:2024:159: Schade van belangen. Iets wat achteraf misschien niet had gemoeten is niet altijd klachtwaardig
Verweerster wordt verweten post die bestemd was voor klaagster te openen en te verduisteren.
Klaagster en haar echtgenoot zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geweest. Verweerster heeft daarin opgetreden als advocaat van de echtgenoot. Op enig moment heeft de echtgenoot van klaagster ongeopende poststukken gericht aan klaagster op het kantoor van verweerster gebracht. Verweerster was toen niet op kantoor aanwezig. Op kantoor heeft de echtgenoot van klaagster de poststukken geopend in het bijzijn van de secretaresse. De originele poststukken zijn in het dossier van verweerster beland. Verweerster heeft de poststukken als bijlagen aan een verzoekschrift voorlopige voorzieningen gehecht dat zij naar de toenmalige advocaat van klaagster heeft gestuurd, die zich later heeft onttrokken. Verweerster heeft de poststukken naar de opvolgend advocaat van klaagster gestuurd toen die zich stelde.
De raad stelt vast dat niet is gebleken dat verweerster voor klaagster bestemde post heeft geopend en ook niet dat de afgegeven post naast financiële ook medische gegevens omvatte. De omstandigheid dat een advocaat financiële stukken aanneemt op naam van de echtgenote van haar cliënt is in het algemeen niet klachtwaardig. Dat de brieven geopend zijn in het bijzijn van een secretaresse van het kantoor van de advocaat maakt dat niet anders.
Verweerster heeft verder verklaard dat de originele brieven, na afgegeven en gekopieerd te zijn, in het dossier zijn beland. Deze originelen zijn niet afgegeven aan de eerste advocaat van klaagster tijdens een viergesprek dat plaatsgevonden heeft veertien dagen nadat de stukken aan het dossier zijn toegevoegd. Dat is pas gebeurd toen de opvolgende advocaat van klaagster zich stelde. Verweerster heeft verklaard dat het onder zich houden van de originelen niet had gemoeten en heeft zich daarvoor verontschuldigd. De raad oordeelt dat deze gang van zaken wellicht niet had gemoeten, maar dat dit nog niet betekent dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Onbetwist is dat kopieën van de stukken bij het verzoekschrift zijn gevoegd, welke meteen daarna ook naar de toenmalige advocaat van klaagster is gestuurd en dat klaagster langs die weg op de hoogte was van de inhoud van de brieven. Dat zij niet direct over de originelen kon beschikken maakt niet dat zij door de handelwijze van verweerster in haar belangen is geraakt, laat staan dat de zware beschuldiging van verduistering aan de orde is.
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
ECLI:NL:TAHVD:2024:178: Deken moet grondslag voor afwijzing voor aanwijzing van een advocaat artikel 13 Advocatenwet beter onderbouwen. Beklag gegrond
In deze zaak heeft klager de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen voor het instellen van beroep tegen het vonnis van de kantonrechter. De deken heeft dit verzoek afgewezen.
Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat hij advocaten heeft benaderd met het verzoek om bijstand. Hij heeft zich zo ingespannen om zelf een advocaat te vinden. Aan de omstandigheid dat niet duidelijk is of klager advocaten heeft aangezocht die diensten verlenen op het gebied van huurrecht en ook niet dat hij hen ondubbelzinnig heeft gevraagd om bijstand in een huurkwestie, hecht het hof geen doorslaggevende betekenis. Het hof leidt uit het dossier namelijk af dat het voor klager juist moeilijk is om goed uit te leggen waarop zijn behoefte aan juridische bijstand ziet, omdat hij niet alleen zit met de huurkwestie (waarvoor hij aanwijzing van een advocaat heeft verzocht), maar tevens met een veelheid aan andere (juridische) problemen.
Er is op grond van de stukken in het beklagdossier daarom geen grond om aan te nemen dat het door klager gewenste beroep geen redelijke kans van slagen heeft. Ook betrekt het hof bij zijn oordeel dat de aanwijzing van een advocaat op dit moment betekent dat de appeltermijn (door middel van een pro-formaberoep) wordt gesauveerd, waarna de aan te wijzen advocaat zich over de haalbaarheid van de zaak een oordeel kan vormen en eventueel grieven tegen de beslissing van de kantonrechter kan formuleren.
Het hof komt dan ook tot de slotsom dat de beslissing van de deken onvoldoende is onderbouwd om het verzoek tot afwijzing te kunnen dragen. Het hof draagt de deken daarom op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het verzoek te beslissen.
Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)
3. Advocaat wederpartij
-
Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden
Klacht advocaat wederpartij ongegrond. De omstandigheid dat een advocaat financiële stukken aanneemt op naam van de echtgenote van haar cliënt is in het algemeen niet klachtwaardig.
2024-06-10
(Zaaknummer: 24-100/AL/NN, ECLI:NL:TADRARL:2024:159, TR-2024-0614) -
Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden
klacht over beroepsgenoot. Verweerder heeft zich feitelijk onjuist en onnodig grievend over klager uitgelaten in de krant hetgeen hem tuchtrechtelijk door de raad wordt verweten. Een advocaat kan persaandacht voor een zaak zoeken. Dat verweerder daarbij de betamelijkheidsgrenzen heeft overschreden, is de raad niet gebleken. De in de uitspraak genoemde specifieke omstandigheden rechtvaardigen de keuze van verweerder om de gewraakte uitlatingen in de krant niet te rectificeren. De raad legt aan verweerder een waarschuwing op.
2024-06-03
(Zaaknummer: 23-775/AL/MN, ECLI:NL:TADRARL:2024:150, TR-2024-0596)