Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2024
Uitspraken van 30-04-2023 tot 31-07-2023

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.
Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRSGR:2023:84: klacht over kwaliteit dienstverlening in alle onderdelen ongegrond
Klaagster is verzekerde onder een bij Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelende onder de naam Interpolis, afgesloten rechtsbijstandverzekering. Achmea Schadeverzekeringen N.V. heeft de uitvoering van de rechtsbijstandverzekering overgedragen aan Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: “SAR”). Op 30 december 2020 heeft klaagster aan SAR gemeld dat zij de behandelend artsen (werkzaam bij de ziekenhuizen Z. en M.) van haar vader aansprakelijk wil stellen, omdat zij meent dat deze artsen (medische) fouten hebben gemaakt. Op 31 december 2020 heeft verweerder, die als advocaat in loondienst bij SAR werkzaam is, het dossier in behandeling genomen. Op 28 juli 2021 heeft verweerder aan klaagster laten weten dat ziekenhuis M. geen medische informatie wilde verstrekken en dat de medisch adviseur van SAR op grond van de van ziekenhuis Z. ontvangen medische gegevens heeft geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat er medische fouten zijn gemaakt. Klaagster wenst nader onderzoek naar de vraag of een specifieke behandeling te laat is gestart en of dat een medische fout betrof. De medisch adviseur van SAR heeft geconcludeerd dat op basis van de medische stukken geen duidelijke aanwijzingen te vinden waren voor een medische fout in het behandeltraject. Hiervan heeft verweerder klaagster op 22 maart 2022 op de hoogte gebracht en daarbij aangegeven om die reden over te moeten gaan tot sluiting van het dossier.
Klaagster heeft een klacht over verweerder ingediend. Klaagster verwijt verweerster dat hij: (a) haar niet uit eigen beweging heeft geïnformeerd en zij steeds zelf aan hem moest vragen of er ontwikkelingen waren; (b) haar gedurende veertien maanden aan het lijntje heeft gehouden en haar tijd heeft verspild; (c) haar zaak heeft afgesloten zonder haar daar eerder over te informeren of dit met haar te bespreken.
De raad oordeelt voor wat betreft klachtonderdeel (a) dat uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat verweerder de zaak voortvarend heeft opgepakt en klaagster geregeld uit eigen beweging over de voortgang van de zaak heeft geïnformeerd. De voortgang van de zaak is door de handelwijze van verweerder blijkens de stukken niet vertraagd, terwijl evenmin is gebleken is dat klaagster door het verlate delen van informatie in haar belangen is geschaad.
Voor wat betreft klachtonderdeel (b) oordeelt de raad dat de stukken in het dossier niet de conclusie rechtvaardigen dat verweerder gedurende veertien maanden stil heeft gezeten en/of klaagster aan het lijntje heeft gehouden. Verweerder heeft de zaak voortvarend opgepakt en het nodige verricht om de benodigde medische informatie te vergaren. Juist daardoor is met de behandeling van een letselschadezaak vaak geruime tijd gemoeid. Voor het verkrijgen van het medisch advies was verweerder afhankelijk van de bereidheid en snelheid van de medisch adviseur die op zijn/haar beurt weer afhankelijk was van de medewerking van de betrokken ziekenhuizen en artsen. Dat daarin vertraging is ontstaan, kan verweerder niet worden aangerekend.
Voor wat betreft klachtonderdeel (c) oordeelt de raad dat verweerder klaagster erop heeft gewezen dat wanneer er volgens de medisch adviseur niet of niet voldoende vast komt te staan dat sprake is van medisch verwijtbaar handelen, de zaak zal worden gesloten en er op grond van de polisvoorwaarden dan ook geen dekking is onder de rechtsbijstandverzekering. De klacht wordt door de raad dan ook ongegrond verklaard.

ECLI:NL:TADRARL:2023:207: het niet willen afleggen van een getuigenverklaring in een klachtzaak door een advocaat is niet klachtwaardig
In deze zaak hebben klager en zijn echtgenote een juridisch geschil met de verhuurder van hun woning. In dat geschil heeft klager zich ten aanzien van een kort geding schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad van een ontruimingsvonnis laten bijstaan door verweerster. Nadat het niet tot een schikking is gekomen, is de vordering van klager in kort geding afgewezen. Nadien heeft klager verweerster verzocht hoger beroep in te stellen, maar verweerster heeft klager bericht dat zij klager niet meer kan en wil bijstaan.
Bijna twee jaar later heeft klager verweerster gevraagd een (getuigen)verklaring af te leggen die kan dienen in een tuchtklacht tegen de advocaat van de wederpartij in het huurgeschil. Verweerster heeft klager laten weten hieraan niet te willen meewerken.
Vervolgens heeft klager een klacht tegen verweerster bij de deken ingediend. Volgens klager was verweerster onvoldoende in staat de belangen van klager adequaat te behandelen, heeft verweerster zich onvoldoende voor hem ingespannen en had verweerster de voorzieningenrechter op de hoogte moeten stellen van de in zijn ogen schandalige schikkingsvoorstellen van de tegenpartij. Een van de gronden waarop klager dit baseert, is dat verweerster geen (getuigen)verklaring heeft willen verstrekken over het door de tegenpartij gedane schikkingsvoorstel.
De raad oordeelt dat niet is gebleken dat verweerster onvoldoende in staat zou zijn de belangen van klager adequaat te behandelen. Onderhandelingen met de verhuurder tijdens een schorsing hebben niets opgeleverd, omdat de voorstellen van de wederpartij door klager als schandalig werden bestempeld en dus niet werden geaccepteerd. Dat verweerster die voorstellen ter zitting niet heeft gedeeld met de voorzieningenrechter is geen beroepsfout en evenmin klachtwaardig. Dat verweerster geen gehoor heeft gegeven aan een verzoek van klager om een verklaring af te leggen in een tuchtklacht tegen de advocaat van de wederpartij is ook niet klachtwaardig.
Het wel of niet willen aanleveren van een getuigenverklaring in een tuchtzaak behoort niet tot de taak/normale beroepsuitoefening van een advocaat en het wel of niet daartoe bereid zijn is dus geheel aan de advocaat zelf. De raad verklaart de klacht dan ook ongegrond.

ECLI:NL:TADRSGR:2023:151: gegrond verzet: verweerster, deken en raad hebben klager 2 over het hoofd gezien
Nadat de klacht van klagers door de voorzitter van de raad kennelijk ongegrond is verklaard, hebben klagers tegen deze beslissing verzet ingesteld. Een van de gronden van het verzet houdt in dat de voorzitter - in strijd met de feitelijke klacht - klager 2 zou hebben genegeerd.
De raad is van oordeel dat deze verzetgrond slaagt. De voorzitter heeft, kennelijk evenals verweerster en de deken, over het hoofd gezien dat de klacht ook namens klager 2 is ingediend. De raad acht dat op zichzelf niet onbegrijpelijk, nu de klacht door klager 1 is ingediend en klager 2 slechts terloops wordt genoemd en hij de klacht niet mede heeft ondertekend. De raad is evenwel van oordeel dat klager 2 wel degelijk als klager moet worden aangemerkt en verklaart het verzet daarom in zoverre gegrond.
De raad zal de klacht van klager 2 daarom inhoudelijk beoordelen, waarbij de raad uitgaat van een persoonlijk belang van klager 2, omdat ook hij de (onder meer emotionele) nadelige gevolgen heeft ondervonden of kunnen ondervinden van de procedures en kwesties. De raad constateert evenwel dat de klachten van klagers 1 en 2 gelijkluidend zijn en dat van andere klachten of belangen van klager 2 niet gebleken is.
De raad verwijst voor de beoordeling van de klachten daarom naar de voorzittersbeslissing, aangevuld met wat hiervoor overwogen is. De klachten van klager 2 worden daarom ongegrond verklaard.

ECLI:NL:TAHVD:2023:127: deken wijst geen advocaat aan omdat het een zaak zou betreffen waar geen bijstand door een advocaat voor nodig is. Volgens het hof ligt dit anders en moet de deken alsnog aanwijzen
In deze zaak heeft de Geschillencommissie Advocatuur met een bindend advies een klacht van klager tegen een advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Klager heeft de deken vervolgens verzocht om een advocaat toe te wijzen, omdat hij de zaak wil voorleggen aan de civiele rechter met een vordering tot vernietiging van het bindend advies. Klager heeft daarbij gemotiveerd aangegeven dat hij er niet in is geslaagd zelf een advocaat te vinden.
De deken heeft het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken stelt dat de door klager gewenste procedure tot vernietiging van het bindend advies wordt gevoerd bij de kantonrechter, alwaar procesvertegenwoordiging niet verplicht is. Omdat klager zich kan laten bijstaan door een ander dan een advocaat, stelt de deken niet bevoegd te zijn om een advocaat aan te wijzen. Klager heeft hierop beklag ingesteld bij het hof.
Het hof oordeelt dat het beklag terecht is ingesteld. Een procedure tot vernietiging van een bindend advies dient in beginsel te worden gevoerd bij de rechtbank (team handel) en niet bij de kantonrechter, omdat het een zaak betreft met een onbepaald geldelijk belang. Dit kan anders zijn als er duidelijke aanwijzingen bestaan om aan te nemen dat het met de zaak gemoeide geldelijke belang ten hoogste € 25.000 bedraagt.
Uit het dossier zoals dat aan het hof is voorgelegd, blijkt niet wat de omvang van het geldelijk belang is. Op basis van de gegevens in het dossier komt het hof tot de conclusie dat de door klager gewenste procedure moet worden gevoerd bij de rechtbank, team handel. De deken heeft in zijn beslissing niet aannemelijk gemaakt dat de vordering van klager tegen de advocaat geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000 en heeft daarmee ten onrechte geoordeeld dat aan klager geen advocaat toegewezen hoeft te worden.
Het beklag slaagt en de deken zal opnieuw op het verzoek tot aanwijzing van een advocaat moeten beslissen.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

2. Eigen advocaat

3. Advocaat wederpartij

20. Aanwijzing advocaat