Naar boven ↑

Update

Nummer 12, 2023
Uitspraken van 01-08-2023 tot 31-10-2023

Onder het kopje ‘Selectie uitspraken door de NOvA’ wordt toegelicht waarom de uitspraken zijn geselecteerd. Door te klikken op het ECLI-nummer wordt u doorgeleid naar de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Onder het kopje ‘Samenvattingen’ vindt u de samenvattingen die door de tuchtcolleges ten behoeve van de publicatie zijn gemaakt. Deze samenvattingen zijn ook te vinden in de database NOvA Tuchtrecht Updates.

Selectie uitspraken door de NOvA

ECLI:NL:TADRARL:2023:205: Verhalen van een vordering op de ex-cliënt terwijl cliënt in de schuldsanering zit, levert een gegronde klacht op
Verweerder heeft de heer Van Z. als advocaat bijgestaan. Sinds 25 januari 2016 stond de heer Van Z. onder bewind waarbij de stichting CAV de beschermingsbewindvoerder was. Verweerder heeft op 3 augustus 2018 een declaratie op naam van de heer Van Z. aan de beschermingsbewindvoerder gestuurd. Bij beschikking van 19 november 2018 heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de heer Van Z. uitgesproken en een van de werknemers van klaagster als bewindvoerder benoemd. Vervolgens heeft verweerder zijn declaratie in het kader van de schuldsaneringsregeling bij klaagster ingediend. De declaratie is grotendeels aan verweerder betaald ten laste van een rekening van Van Z. Klaagster heeft nadien vastgesteld dat de vordering van verweerder al was voldaan door de beschermingsbewindvoerder. De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door enerzijds een vordering in te dienen in de schuldsaneringsregeling van de heer Van Z. en anderzijds te stellen dat hij een vordering heeft op de stichting CAV. 
De raad stelt dat het de schuldeiser gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet is toegestaan om een voor de ingang van de WSNP reeds bestaande vordering te proberen te verhalen op de debiteur die in de schuldsanering zit. Een schuldeiser dient zijn vordering van voor de datum van de schuldsaneringsregeling in te dienen bij de bewindvoerder. De raad is van oordeel dat verweerder in strijd met deze regeling en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet op onder meer de beperkte ernst van dit feit en de omstandigheid dat verweerder in ruim 40 jaar advocatuur niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld en hij geen advocaat meer is, volstaat de raad met de gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

ECLI:NL:TAHVD:2023:158: Stelselmatig voorliegen van eigen cliënt en niet naleven van de Wwft levert een onherroepelijke schrapping van het tableau op
Verweerder wordt door zowel klager als de deken verweten dat: (a) hij klager gedurende ruim twee jaar in de waan heeft gelaten dat er een procedure aanhangig was bij de kantonrechter over een loonvordering, terwijl in werkelijkheid de dagvaarding niet was uitgebracht; en (b) verweerder in een andere zaak diverse verplichtingen uit hoofde van de Wwft niet heeft nageleefd en heeft meegewerkt aan een ongebruikelijke transactie. Verweerder heeft het verwijt onder (a) erkend. De raad heeft de klacht en het bezwaar op deze punten dus gegrond verklaard. Ten aanzien van bezwaar (b) overweegt de raad dat verweerder verschillende bepalingen uit de Wwft niet heeft nageleefd en heeft meegewerkt aan een ongebruikelijke transactie. Hiermee heeft verweerder de kernwaarden integriteit en deskundigheid geschonden. Ook bezwaaronderdeel (b) is daarom gegrond. Verweerder komt in hoger beroep op tegen de door de raad opgelegde maatregel van schrapping van het tableau. Hiertoe heeft hij persoonlijke omstandigheden aangevoerd die volgens hem leiden tot de conclusie dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk een passender maatregel is. Zo heeft hij aangevoerd dat hij conflictvermijdend is en uitstelgedrag vertoont. In verweer op het dekenbezwaar stelt verweerder dat de behoefte om een vaste cliënt te helpen heeft geresulteerd in de onoplettendheid waardoor hij de Wwft-regelgeving heeft geschonden. 
Het hof constateert dat verweerder door bij klager het voeren van een procedure voor te wenden in strijd heeft gehandeld met de kernwaarden partijdigheid, deskundigheid en integriteit zoals opgenomen in artikel 10a lid 1 Advocatenwet. Daarnaast is verweerder zijn verplichtingen uit de Wwft niet nagekomen. Ook op dit punt heeft verweerder de kernwaarden integriteit en deskundigheid geschonden. Het hof is er niet van overtuigd dat verweerder nog een kans verdient. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat verweerder al eerder tuchtrechtelijk veroordeeld is voor een vergelijkbare gedraging (twaalf maanden schorsing). Het hof volgt de raad in het oordeel dat, gelet op de aard en ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder, de maatregel van schrapping passend is. 

ECLI:NL:TAHVD:2023:152: Belangenconflict door bijstaan van zowel klager als zijn echtgenote in echtscheidingsprocedure
In deze zaak is aan de orde of het verweerder vrij stond de (toenmalige) echtgenote van klager als advocaat in de echtscheidingsprocedure van klager bij te staan. Verweerder heeft, vanuit religieuze overwegingen en vanuit zijn rol van voorzitter van de tempel, telefonisch met klager gesproken. Gesproken is over de mogelijkheid van herstel van de relatie tussen klager en zijn (toenmalige) echtgenote en over financiële aangelegenheden. Verweerder is deze (toenmalige) echtgenote enkele dagen later als advocaat gaan bijstaan in de echtscheidingsprocedure tegen klager. 
De raad constateert dat de klager in het telefoongesprek vertrouwelijke mededelingen heeft gedaan die hij zeer waarschijnlijk niet zou hebben gedaan als hij zou hebben geweten dat verweerder enkele dagen later klagers (toenmalige) echtgenote zou gaan bijstaan. In het beroepschrift voert verweerder aan dat er geen vertrouwelijke mededelingen zouden zijn gedaan, maar dat enkel zou zijn besproken of de relatie tussen klager en zijn (toenmalige) echtgenote nog te herstellen zou zijn en dat als partijen uit elkaar zouden gaan dit financiële gevolgen kon hebben. 
Het hof concludeert, mede uit hetgeen verweerder ter zitting in hoger beroep heeft toegelicht, dat klager zeer persoonlijke en daarmee vertrouwelijke informatie met verweerder heeft gedeeld (o.a. over vermeend vreemdgaan door klager als oorzaak van de huwelijksproblemen). Het hof sluit zich dan ook aan bij de overwegingen van de raad en oordeelt dat onder deze omstandigheden, waarin verweerder de beschikking had gekregen over vertrouwelijke informatie van klager en zich reeds in adviserende zin had uitgelaten, het verweerder niet vrij stond de (toenmalige) echtgenote van klager één of twee dagen later als advocaat bij te staan in de echtscheidingsprocedure. Het hof neemt het oordeel van de raad en de maatregel over (ECLI:NL:TADRARL:2022:118).

ECLI:NL:TADRSHE:2023:95: Stukken rechtstreeks aan rechtbank sturen terwijl er een advocaat bekend is, levert een gegronde klacht op
In deze zaak heeft verweerder, wetende dat klager werd bijgestaan door een advocaat, klager rechtstreeks aangeschreven, zonder gelijktijdige verzending van een afschrift van deze (twee) brieven aan klagers advocaat, mr. L. Verweerder heeft gesteld dat deze brieven een andere kwestie betroffen dan de eerder door hem behandelde kwestie met andere partijen en dat het hem niet duidelijk was dat mr. L voor klager optrad. 
De raad is van oordeel dat het verweerder niet vrij stond om klager rechtstreeks aan te schijven. Naar het oordeel van de raad gaat het hier om een aan de ontvlechting waarover afspraken waren gemaakt, gelieerde kwestie. Het ging in de kern om een geschil tussen twee broers dat moest worden opgelost. Bovendien zit er tussen de beide opdrachten van de cliënt van verweerder geen of slechts een beperkte tijd zodat verweerder er in beginsel van uit zou moeten gaan dat mr. L ook in deze kwestie voor klager zou optreden. Het had in ieder geval op de weg gelegen van verweerder om bij mr. L na te gaan of hij ook in de kwestie voor klager optrad, zoals verweerder dat ook bij e-mail van 15 september 2021 heeft verzocht ten aanzien van de correspondentie van mr. L. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar in strijd met gedragsregel 25 gehandeld. De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel.

Samenvattingen (bron: tuchtcolleges)

1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt

2. Eigen advocaat

3. Advocaat wederpartij